The land is the real teacher. All we need to do is listen. (R.W. Kimmerer).

De Nieuwe Polder - Leren van het land: De natuur als vruchtbare samenwerkingspartner

De essaybundel “De Nieuwe Polder – Hoe rolt geld weer de goede kant op?” toont met twaalf krachtige voorbeelden hoe samenwerken in de nieuwe economie noodzakelijke transities op sociaal, groen en economisch gebied mogelijk maakt.

Deze ‘nieuwe polder’ wordt al elke dag vormgegeven door denkers als Annemieke Roobeek, Jeroen Rijpkema, Hans Spekman, Tof Thissen en Laura van Geest. In de bundel geven zij hun kijk op alle maatschappelijke uitdagingen van nu.

Dijken worden doorgeprikt, bruggen geslagen en nieuwe gebieden ontgonnen. Zodat in plaats van  water, het geld de juiste kant op stroomt en wordt besteed op een manier die bijdraagt aan een duurzame, inclusieve en welvarende toekomst.

Dit essay is geschreven door Céline Pessers, Sustainability Advisor – Sustainability Expertise Team bij ABN AMRO in samenwerking met Jeroen Klompe, regeneratief akkerbouwer en bedrijfseconoom.

Jeroen Klompe is regeneratief akkerbouwer en bedrijfseconoom. Hij runt met zijn vrouw Mellany een gedreven landbouwfamiliebedrijf in de Hoeksche Waard met circa 320 hectare aan grond. De focus ligt op duurzame landbouw, een gezonde bodem, kennisdeling, innovatie en bovenal op smaak. Jeroen is ervan overtuigd dat een gezonde bodem de basis is voor gezonde en smaakvolle producten, gezonde mensen en uiteindelijk een gezondere wereld.

Céline Pessers is sustainability advisor bij ABN AMRO Bank. In haar werk combineert zij kennis en ervaring op het gebied van innovatie, strategie en duurzaamheid, om zo financiële en maatschappelijke impact te verbinden. In haar huidige rol richt zij zich specifiek op de food & agri-sector, en onderzoekt zij hoe banken de transformatie naar regeneratieve landbouw kunnen ondersteunen.

Foto door Evelien Hogers

Terwijl de Nederlandse politiek vat probeert te krijgen op de groeiende stapel dossiers, van stikstof en waterkwaliteit tot mestverordeningen en biodiversiteitsverlies, laten steeds meer boeren zien dat slimme ineenvlechting van landbouw en natuur het fundament van onze toekomstige voedselproductie kan zijn. Via het verhaal van pioniers Jeroen en Mellany Klompe met een boerenbedrijf in de Hoeksche Waard onderzoeken we regeneratieve landbouw als nieuwe norm. Hoe doen zij het en wat kunnen we ervan leren?

Het is een warme zomermiddag. We staan kniehoog in een kruidenrijke bloemenstrook aan de rand van een aardappelveld. Die hoort bij het akkerbouwbedrijf van Jeroen Klompe: boer, ondernemer en pionier in de Hoeksche Waard. Zo op het eerste oog is er niets opvallends te zien aan de gewassen, maar dat verandert als Jeroen toelicht waar we naar kijken: deze aardappels worden regeneratief geteeld. Hier wordt met de natuur meebewogen in plaats van ertegenin. Jeroen is een boer in transitie; een paar velden verderop teelt hij nog op de conventionele manier. Hij vergelijkt de resultaten. “De aardappeloogst van ons regeneratieve land lag vorige zomer zo’n 15% hoger, de aardappels waren beter gevormd. Bovendien hebben we ruim de helft minder water nodig gehad voor irrigatie, omdat de bodem veel beter vocht kan vasthouden. De planten zijn stevig en weerbaar dankzij de kracht die ze aan de bodem kunnen onttrekken. Insecticiden hebben we niet meer nodig; de beestjes die op deze bloemen af komen vormen een natuurlijke plaagbestrijding”.

Uitnodiging van de natuur

Het gangbare aardappelveld symboliseert waar we vandaan komen. Onze voedselproductie is de afgelopen eeuw in hoog tempo veranderd. Van paardenkar en zeis naar moderne tractoren, opschaling via kunstmest, nieuwe technologieën en steeds hogere efficiëntie. Het regeneratieve aardappelveld symboliseert een belofte, een uitnodiging van de natuur om weer te gaan samenwerken. En daar zit wat in: de manier waarop we voedsel zijn gaan produceren en distribueren is in vele opzichten onhoudbaar geworden. Het zorgt voor grootschalige bodemdegradatie, een kwart van de mondiale broeikasgasemissies en is wereldwijd de grootste oorzaak van ontbossing en biodiversiteitsverlies. Bovendien is er veel voedselverspilling (30 tot 40%), toenemende welvaartsziektes en stijgende zorgkosten als gevolg van ons ongezonde dieet en nutriëntenverlies in ons voedsel [1]. Een groeiende groep critici stelt dan ook dat dit systeem, dat steeds sterker is gaan leunen op kunstmest en chemische toevoegingen, nu vastloopt omdat het inmiddels per saldo meer waarde vernietigt dan creëert.

Boeren als Jeroen Klompe zien we dan ook overal opduiken. Ook in andere sectoren, de melkveehouderij bijvoorbeeld, doen pioniers het anders. Koeien grazen op weilanden waar Engels raaigras zich heeft gemengd met klaver, wilde peen, chicorei en smalle weegbree. Bijen en zwaluwen keren er terug. Stikstofuitstoot gaat omlaag, bodem, water en flora en fauna herstellen. De grens tussen natuur en voedselvoorziening vervaagt. Productie gaat van kwantiteit naar kwaliteit en van internationaal naar lokaal of regionaal. De Nederlandse overheid lijkt deze kansen ook te zien en investeert met het Nationaal Groeifonds meer dan 100 miljoen euro in projecten die voedselproductie en natuurherstel combineren.

Blik op ‘t veld

[2]

Hoe moeten we pioniers als Jeroen Klompe plaatsen in dit tijdgewricht? In de transitiekunde wordt de neerwaartse X-curve gebruikt om te omschrijven hoe oude systemen de route van optimalisatie, destabilisatie en chaos doorlopen om te eindigen in breakdown. Gelijktijdig is er een opwaartse curve, die beweegt van experiment en acceleratie naar nieuwe schaalbare oplossingen. Van ‘Save the Soil’-festivals, permacultuurscholen en Community Supported Agriculture tot herenboeren en voedselbossen; zowel in Nederland als internationaal zien we een krachtige bottom-up-beweging van verkenners, die zich niet langer richten op verdere optimalisatie van het huidige systeem, maar op de bouw van een toekomstbestendig alternatief voor volgende generaties.

Landbouwbedrijf Klompe: gezonde bodem als basis

Jeroen Klompe en zijn vrouw Mellany runnen een gedreven landbouwfamiliebedrijf in de Hoeksche Waard met circa 320 hectare aan grond. Op deze unieke kleigrond worden bijzondere gewassen verbouwd. De bekende Hoeksche Rooie aardappelen, sjalotten, peulvruchten (witte en bruine bonen, Tomasu-sojabonen), boekweit en sorghum. ‘Bonen telen in de Hoeksche Waard? Dat kan niet’, werd gezegd. Maar Jeroen Klompe bewijst al een paar jaar het tegendeel. De focus ligt op duurzame landbouw, een gezonde bodem, kennisdeling, innovatie en bovenal op smaak. Als akkerbouwer en bedrijfseconoom is Jeroen ervan overtuigd dat een gezonde bodem de basis is voor gezonde en smaakvolle producten, gezonde mensen en uiteindelijk een gezondere wereld.

Jeroen over regeneratieve landbouw in de Hoeksche Waard

Onze reis begon negen jaar geleden met een simpele vraag: hoe kunnen we weer smaak op het bord krijgen, in een tijd waarin voedzaamheid het verliest van schaalbaarheid? Voor de natuurlijke rijke smaak van groente zijn nutriënten in het gewas van essentieel belang. En daarvoor heb je terroir nodig, zoals de Fransen zeggen. Deze term uit de wijnbouw betekent dat je voor de beste smaak een topbodem nodig hebt. Die topbodem werd onze missie. We zijn gaan onderzoeken hoe we de grond op ons bedrijf konden verbeteren, stap voor stap.

Drieledig investeren

De eerste horde was het probleem van bodemverdichting, een van de grootste uitdagingen op de huidige kleigronden in de Hoeksche Waard. Door zware machinerie was de bodem te compact geworden, met als gevolg een lager zuurstofgehalte. Hierdoor verteert organische stof slecht. Ook had verzilting, het bodemleven vernietigd. Om deze te herstellen hebben we veel kennis opgehaald bij de koplopers op dit gebied in het buitenland. Zij leerden ons terug te gaan naar de basis. Ons bodem-ecosysteem is opgebouwd uit drie elementen: organisch stofgehalte (afgestorven organisch materiaal op en in de bodem, zoals planten- en wortelresten), nutriënten (o.a. stikstof, fosfor en kalium) en bodembiologie (schimmels, bacteriën en bodemdieren die de structuur van de bodem herstellen). En dus moesten we investeren in alle drie. Maar hoe?

Een hoop (af) te leren

Het bleek een kwestie van afleren en aanleren. Het afleren is eigenlijk afkicken van de afhankelijkheid van externe chemische toevoegingen als kunstmest en pesticiden. Dit geldt overigens niet alleen voor akkerbouwers; ook de intensieve veehouderij is steeds afhankelijker geworden van de aanvoerketen met import van krachtvoer, toediening van kunstmest, gebruik van antibiotica en dergelijke. Wij hebben ervaren dat je deze toevoegingen stapsgewijs kunt vervangen door biologische alternatieven. Tussentijds meet je de resultaten, en als de balans hersteld is, heb je amper nog externe input nodig; dan gaat de bodem voor je werken. Dat is het kantelpunt, daarna kun je gaan aanleren. Hoe ecosystemen werken. Hoe een plant, een bodem en bodembiologie werken. Hoe de natuur plagen bestrijdt. Hoe een natuurlijke akker zelf vocht vasthoudt.

En zo zijn we gaan experimenteren. Met overzichtelijke investeringen en met vallen en opstaan. Problemen die we onderweg tegenkwamen losten we een voor een op. Door percelen 365 dagen per jaar met groen bedekt te houden, steeg het organisch stofgehalte en verbeterde de structuur van de bodem. Onze bloemrijke akkerranden trokken insecten aan die op een natuurlijke manier plagen bestrijden. Gaandeweg hebben wij de kunstmest volledig vervangen door wormencompostthee, een natuurlijk goedje dat bodemleven en de planten versterkt. Inmiddels pakken we dit op grotere schaal aan en maken we onze eigen reeks biofertilizers.

Vruchtbaar

Na jarenlang tijd en geld investeren is er een systeem dat sterker en weerbaarder is. De grootste asset van een landbouwbedrijf is grond, waarvan we de intrinsieke waarde enorm hebben verbeterd. Inmiddels is onze bodem hersteld en het leven teruggekeerd. We zien bijen, vlinders, vogels en wormen. Nu de transitiefase grotendeels achter ons ligt, worden de werkzaamheden merkbaar makkelijker en goedkoper. Ons brandstofverbruik neemt af en de input (en daarmee kosten) van niet-natuurlijke middelen als kunstmest en bestrijdingsmiddelen loopt helemaal terug. Na een lichte daling ligt onze omzet boven het gemiddelde. Onze marge neemt elk jaar verder toe.

Eigen sojasaus

Gaandeweg zijn we steeds meer gaan uitproberen en ontdekken. In ons microbiologielab onderzoeken we de invloed van schimmels in de bodem op de kwaliteit van onze gewassen. We experimenteren ook met minder gangbare gewassen als rijst en we brengen nieuwe Nederlandse producten op de markt. Ook verbouwen we sojabonen en tarwe als ingrediënten voor de productie van onze eigen sojasaus Tomasu. Gebrouwen in eeuwenoude eiken vaten in Rotterdam is dit de enige ambachtelijke sojasaus uit Europa. Het is een groot succes bij toprestaurants in Nederland en daarbuiten. Het bewijst dat een rijke bodem en een rijke smaak onlosmakelijk verbonden zijn! En onze oogst is niet alleen bijzonder lekker, maar ook nog eens extra voedzaam. Groentesoorten worden tegenwoordig met name geselecteerd op basis van hun snelle groeipotentie op veel kunstmest, maar níet op de aanwezigheid van andere mineralen. Onderzoek toont aan dat onder meer de gehaltes calcium, magnesium en zink maar ook vitamines A tot en met E in groenten al jaren dalen. [3] Wij willen deze kennis delen met horeca en consumenten, zodat zij kunnen kiezen voor voedzamere alternatieven.

Werken mét de natuur

Het is onze missie om een volledig autonoom voedselsysteem te creëren, naar het voorbeeld van de natuur. Voor de lange termijn, voor de generaties na ons. Want het systeem dat de natuur heeft ontworpen is het krachtigste wat er is. We zijn ver weggedreven, maar als we die kracht in zijn volle glorie herstellen en te gelde kunnen maken, is de potentie enorm. Ik geloof dat de kwaliteit én de hoeveelheid voedsel op termijn dan vele malen hoger wordt dan in ons huidige systeem. Deze manier van boeren zou Nederland kunnen helpen verschuiven naar meer plantaardige eiwitten, meer productie voor de eigen markt en minder voor de export. En dat alles op een manier die de natuur herstelt, niet verder onder druk zet.

Vanuit die missie willen we ook andere ondernemers helpen. Onze successen en lessons learned delen wij met andere boeren, in Nederland en daarbuiten, om hen te helpen in hun transitie naar een toekomstbestendig verdienmodel. Zo hoeven zij niet zelf het wiel opnieuw te uit te vinden. We hebben onze eigen ervaringen vertaald in een robuust kennissysteem voor bodemverbetering. Een stappenplan, beginnend met een nulmeting van de bodem, en gericht op het systematisch verbeteren van organisch stofgehalte, nutriënten en bodembiologie. Iedere week ontvangen wij bezoekers Van boeren tot journalisten, politici en internationale wetenschappers.

Vooruit!

Regeneratief betekent voor mij iedere dag werken aan verder herstel naar het voorbeeld van natuurlijke ecosystemen; op bodemniveau, op plantniveau én op menselijk niveau. Dat laatste gaat enerzijds over ons spijsverteringssysteem: hoe meer leven in de bodem, hoe meer voedingswaarde in ons voedsel en hoe beter ons maagdarmstelsel de voedingsstoffen kan opnemen. Maar het gaat ook over onze mindset. Regeneratief is een beweging vooruit, maar nadrukkelijk vanuit onze oorsprong. We bekijken hoe natuurlijke systemen werken, al miljoenen jaren, en hoe we de elementen weer kunnen integreren in een modern teeltsysteem.

De bodem

Een gezonde bodem is niet meer vanzelfsprekend. Van alle bodems in de EU is 60 tot 70% niet gezond. Als gevolg van niet-duurzaam landgebruik en -beheer, overexploitatie en emissies van verontreinigende stoffen, afname van organisch materiaal, vervuiling, verwoestijning, verlies van biodiversiteit en verzilting Mede hierdoor zijn de invloeden van weersveranderingen voor boeren de laatste jaren steeds merkbaarder. Elk jaar wordt zo’n 1 miljard ton bodem door erosie weggespoeld, waarmee de EU naar schatting elk jaar 1,25 miljard euro aan landbouwproductie verliest. Het belang van een robuust en klimaatadaptief teeltsysteem op een sterke vruchtbare bodem groeit met de dag. [4]

 

Wat is regeneratieve landbouw?

Bij regeneratieve landbouw wordt voedsel en biosmassa geproduceerd dat zich richt op het herstellen en opbouwen van biodiversiteit en bodemgezondheid. Dit zorgt voor consistente opbrengsten zonder afhankelijkheid van chemische toevoegingen als kunstmest en pesticiden (Metabolic).

Naar de effecten van regeneratieve landbouw wordt steeds meer onderzoek gedaan. Een studie van Boston Consulting Group in Duitsland onderbouwt hoe een overgang naar regeneratieve landbouw jaarlijks meer dan 8 miljard euro aan positieve maatschappelijke waarde kan opleveren, onder meer via de opslag van CO2 in de bodem, vermeden broeikasemissies, lagere irrigatiebehoefte, etc.

De term ‘regeneratief’ is niet beschermd. Veel voedselbedrijven treden nu naar buiten met regeneratieve plannen, die wisselen in aanpak en ambitie. Uit vrees voor greenwashing wordt vaak gepleit voor ‘regeneratief-biologisch’ als ondergrens.

De echte prijs

Als de draai naar regeneratief boeren zo veel oplevert, waarom zien we dat dan niet en masse gebeuren in de agrarische sector? Het antwoord op die vraag is complex en heeft deels te maken met prijsvorming. Op dit moment concurreert het overgrote deel van de boeren op de laagste kostprijs, want daar stuurt de markt op. Alleen dekt de prijs in de supermarkt weliswaar de gemaakte directe kosten en de marges voor tussenliggende schakels in de keten, maar niet de indirecte kosten, zoals sociale en ecologische schade die optreedt in de keten.

Deze indirecte kosten worden in ons huidige economisch systeem als externaliteit bestempeld. Oftewel: een extern neveneffect van dat ontstaat bij productie, waarvan de kosten worden overgeheveld naar de maatschappij. Het Planbureau voor de Leefomgeving becijferde bijvoorbeeld dat onze overheid nu al jaarlijks zo’n 6,5 miljard euro spendeert aan het herstellen van schade door Nederlandse landbouw. [5] Denk aan herstellend natuurbeheer, steeds duurdere waterzuivering, en stijgende zorgkosten door verslechterde luchtkwaliteit. Deze komen allemaal terecht bij de belastingbetaler. Tel je de maatschappelijke kosten hogerop in de keten, erbij op, zoals ontbossing en grondonteigening als gevolg van geïmporteerd krachtvoer, komt dit bedrag nog een stuk hoger uit.

Boer trekt de kar

Door een holistische bril ziet het prijskaartje er wezenlijk anders uit. De verkoopprijs komt simpelweg (en soms aanzienlijk) hoger te liggen als al deze kosten geïntegreerd worden en de consument de true price betaalt. Andersom geldt eigenlijk hetzelfde. Boeren die gericht investeren in natuurherstel op hun bedrijf genereren in feite ‘positieve externaliteiten’; maatschappelijke winsten die niet bij hun omzet worden opgeteld maar waarvoor ze door de overheid mogelijk wél gecompenseerd moeten worden. Iedere euro die overheden investeren in ecosysteemdiensten betaalt zichzelf namelijk acht tot 38 keer terug, berekende de EU [6]. En wie kan deze investeringen beter doen dan de boer, die rechtstreeks met het land en het landschap samenwerkt? De roep om boeren te belonen die bijdragen aan natuurlijke waterzuivering, schonere lucht, vastlegging van koolstof in de bodem, klimaatadaptatie en toename van biodiversiteit klinkt terug in het huidige landbouwdebat. Als dat gebeurt, kunnen boeren deze vergoedingen doorberekenen, wat kan leiden tot concurrentievoordeel en lagere prijzen voor biologische of natuurlijke producten in de supermarkt.

Regeneratieve landbouw als business case

Moderne landbouwmethoden zijn razend efficiënt en innovatief. Maar kennen zij dezelfde weerbaarheid en robuustheid als de natuur? Kunnen we ons uit deze meervoudige milieucrises blijven innoveren met symptoombestrijding? Of is het tijd om ons systeem te transformeren? De aarde heeft miljoenen jaren aan innovatie gestoken in optimaal functionerende bodems, superintelligente relaties tussen insecten, planten, schimmels en bomen. Wij bewijzen onszelf een grote dienst door de natuur niet langer te smeden naar ons eigen ontwerp, maar haar als zakenpartner te zien, als innovatie-leraar en als het kostbare kapitaal waarmee wij onze voedselvoorziening ook op lange termijn veilig kunnen stellen.

De overgang naar regeneratieve (of regeneratief-biologische) landbouw gaat terug naar de basis en komt met een verschuiving van kwantiteit (zoveel mogelijk productie tegen de laagste kosten) naar kwaliteit (minder productie, hogere toegevoegde waarde). Zoals het verhaal van Jeroen Klompe illustreert kan dit een solide business case zijn. Door externe toevoegingen zoals kunstmest en krachtvoer (waarvan prijsfluctuaties een risico op zich zijn) terug te dringen en mee te liften op het groeiende regeneratieve vermogen van het land, dalen de kosten. Bijkomend gevolg is minder uitstoot, schonere lucht, sterkere bodem en minder mest. Als in dat geval het werk ook kan worden gedaan zonder kostbare innovaties met bijbehorende financieringslasten, groeit ook de marge voor het bedrijf.

Grote ommezwaai

Natuurlijk zijn regeneratieve investeringen niet gratis. Het inzaaien van kruidenrijk grasland, het aanschaffen van kleinere machines, het werken met ‘biofertilizers’ in de transitiefase: het kost allemaal tijd en geld. Het verhaal van Jeroen Klompe laat ook zien dat er jaren van vallen en opstaan voorafgaan aan succes. In die jaren moeten ondernemers de werkwijze helemaal afbouwen en nieuwe kennis en methodes opbouwen. Er kan van alles misgaan: oogsten kunnen teruglopen, koeien kunnen ziek worden door een veranderend dieet, ketenpartners kunnen afhaken. Extern advies is geen overbodige luxe. Werken mét de natuur vergt hoe dan ook een grote ommezwaai in de bedrijfsvoering van een boerenbedrijf, wat minimaal drie tot vijf jaar duurt.

Help de boeren

En bij die transitie hebben boeren hulp nodig. Een voorwaarde is dat afnemers in de keten de kwaliteit van regeneratieve producten waarderen en bereid zijn mee te bewegen met het veranderende aanbod van de boer. Denk aan kleinere volumes, meer variatie in de gewassen en kleinere of asymmetrische producten. Het zou de productie helpen opschalen en bovendien een nieuw marketingperspectief kunnen bieden; meer smaak, meer vitaminen en van dichtbij. Maar zolang retailpartijen geen wezenlijke beloning willen betalen en de boer te maken heeft met flinterdunne marges en hard onderhandelende supermarkten, is er simpelweg geen ruimte om het roer om te gooien. Op dit moment rekenen supermarkten op biologische producten opvallend hogere marges; daar zijn consument en boer niet mee geholpen. Steeds vaker kiezen transitieboeren dan ook voor de korte keten, door te leveren aan maaltijdboxen, horeca of zorginstellingen in de regio. Ook rechtstreeks aan consumenten leveren wordt steeds gangbaarder. Initiatieven als Herenboeren, Boerderij Bodemzicht, Rechtstreex, Boerschappen, Local2Local, Aardpeer en Lenteland; de lijst met bewegingen die boer en burger weer verbinden groeit met de dag. Dat klinkt misschien als een naïeve en romantische oplossingsrichting, maar zo werkt de natuur zelf ook: lapjesdekens in plaats van grote strakke lakens; hoe meer soorten en maten in een ecosysteem, hoe beter bestand het is tegen schokken. We hebben het hier over weerbaarheid en schokbestendigheid, over een systeem van decentrale voedselzekerheid. Weerbaarheid tegen klimaatverandering, tekorten en prijsstijgingen. Geopolitieke spanningen op het wereldtoneel hebben de laatste jaren laten zien hoe risicovol het kan zijn als hele continenten leunen op één enkele ‘graanschuur’.

Van financiële naar ecologische en sociale waarde?

Ook banken spelen een sleutelrol in de transitie. Zij financierden de beweging van groeien, intensiveren en opschalen. Zij hielpen de landbouw transformeren –en kunnen dat nu opnieuw doen. Moderne technieken blijven van belang en kunnen een belangrijke functie vervullen op het landbouwbedrijf van de toekomst. Nieuwe kennis en hoogtechnologische innovaties (smart farming, precisielandbouw, robitica) kunnen worden afgestemd op de natuurlijke methoden en dienstbaar zijn aan een regeneratieve transitie. Maar volledig inzetten op kostbare technologieën die huidige intensieve landbouw in stand houden, is een kortetermijnaanpak. Als we onze blik op de middellange termijn richten en kijken naar aankomende wetgeving die steeds strakkere ecologische kaders stelt, kunnen innovaties gericht op symptoomproblemen (mest, stikstof) op den duur namelijk tekortschieten. Een emissiearme stalvloer heeft wellicht effect op stikstofuitstoot, maar niet op bijvoorbeeld biodiversiteit. Dit soort forse investeringen zijn bovendien duur en niet alle boeren kunnen dat betalen. Onbedoeld kan dit ertoe leiden dat een steeds kleinere groep bedrijven mee kan in de spiraal van nieuwe investeringen, hogere schulden en verdere schaalvergroting, en vele andere bedrijven moeten overwegen te stoppen. Het resultaat is minder boeren. En daarmee doen banken niet alleen de boeren, de natuur en het landschap tekort, maar ook zichzelf; door druk op uitstaande leningen, het vooruitschuiven van risico’s en een twijfelachtige maatschappelijke impact.

Deze tijd vraagt om holistische oplossingen die bouwen op een langetermijnvisie. Juist nu we ons in een perfect storm begeven en de milieu-uitdagingen voor de Nederlandse landbouw zich opstapelen is regeneratieve landbouw een kans die we moeten grijpen, liefst door deze beweging op grote schaal te versnellen. Er zijn talloze koplopers en communities die momenteel professionaliseren en klaarstaan om hun kennis te delen. Een daarvan is Lenteland, een stichting die een blauwdruk heeft ontwikkeld voor ‘regeneratieve gemeenschapsboerderijen’, waarvan burgers mede-eigenaar zijn.

De transitieperiode kent zeker risico’s, zoveel is duidelijk. Maar laten we die erkennen en adresseren en vervolgens nadrukkelijk voorbij de transitiefase kijken. Dan zien we natuurherstel in een landschap van weerbaardere, robuustere bedrijven die waarde creëren voor de boer, de natuur en de consument. Banken zouden boeren kunnen ondersteunen met herstructureringen en ‘omschakelkredieten’, waarbij de aflossingen op de bestaande lening bijvoorbeeld een aantal jaar worden opgeschort. Om de risico’s te verlagen kunnen we kiezen voor samenwerking met andere spelers, publiek-private constructies en combinaties van funding, bijvoorbeeld met afnamecontracten met retailers. Maar los van de praktische invulling ligt er een kans om het begrip waarde te herdefiniëren en ecologische en maatschappelijke winsten net zo hard te gaan belonen als financiële winst.

Niet-financiële prestaties belonen

Zouden banken inderdaad volledig kunnen gaan rekenen met de positieve maatschappelijke waarde die een boerenbedrijf creëert? Zouden de flora en fauna op de balans kunnen worden gezet als natuurlijk kapitaal? Hoe logisch is het eigenlijk dat een rijke bodem vol leven en koolstof dezelfde vierkantemeterprijs krijgt toebedeeld als een degraderende bodem die kwetsbaar is voor droogte en zware regenval? Hoe meer wormen in de bodem, hoe gezonder deze is, hoe meer garanties op toekomstige succesvolle oogsten. Bedrijven die hoog scoren op waterkwaliteit, biodiversiteit en schone lucht vormen feitelijk een lager risico voor banken. Waterkwaliteit is een goed voorbeeld: slechts 1% van de Nederlandse wateren verdient het predicaat ‘goed’ [7] – de Europese Kaderrichtlijn Water gaat een grote uitdaging voor de landbouwsector zijn.  Alleen al kijkend naar alle aankomende wetgeving heeft de kwaliteit van het ecosysteem op en rondom een boerenbedrijf dus onherroepelijk effect op de langetermijn-bestaanszekerheid van bedrijven.

De markt is volop in beweging om die ecologische weerbaarheid inzichtelijk te maken voor individuele boerenbedrijven. Voorbeelden zijn initiatieven als de Open Bodem Index, de Boerenwijzer van Wij.land of de recent gelanceerde Biodiversiteitsmonitor voor melkveehouders en akkerbouwers. Dit laatste instrument, ontwikkeld door onder meer World Wide Fund for Nature (WWF), Rabobank en Friesland Campina, helpt boeren gericht investeren in biodiversiteit en de resultaten ervan te meten en monitoren. Banken zouden deze instrumenten kunnen invlechten in hun financieringen en daarmee een serieuze bijdrage leveren aan het integreren van natuurlijk en financieel kapitaal en het ontwikkelen van een nieuwe taal van geld en waarde.

Laat zien dat het kan!

Nederland wordt internationaal gezien als gidsland in de agrarische sector. Onder het adagio ‘we feed the world’ hebben we onze kennis en landbouwtechnieken wereldwijd verspreid. Maar tijden veranderen. De nieuwe bestuursvoorzitter van de Universiteit Wageningen opende dit academisch jaar met het thema ‘Planetary Boundaries’. Want de manier waarop we zo veel mogelijk monden wereldwijd zijn gaan voeden, blijkt niet houdbaar. Een nieuw landbouwsysteem binnen de ecologische grenzen van de aarde zou een historische revolutie zijn. Laten wij onze rol als gidsland naar een hoger plan tillen. Door de rest van de wereld te laten zien hoe we dit in de nieuwe polder realiseren: natuurherstel als basis voor gezonde voeding en een eerlijk inkomen voor huidige én toekomstige generaties boeren. Het vergt een andere aanpak, het vraagt om het doorbreken van de decennialange status quo. Niet alleen bij de boer, de verwerkende industrie en de supermarkten, maar ook bij banken. We leven in een tijd van grote veranderingen en er staat veel op het spel. Jeroen Klompe laat zien dat het mogelijk is, ondernemen met een positieve impact op alle betrokken stakeholders, inclusief banken, inclusief de aarde.

Jeroen: “De natuur vraagt maar één ding, en dat is herstel. Daarna zal zij leveren, overvloedig en consistent, zonder een rekening te sturen.”

Pilot regeneratieve landbouw

Begin 2023 is ABN AMRO is gestart met een driejarige pilot Regeneratieve landbouw. Het is een leertraject waarin samen met een groep akkerbouwers (onder wie koploper Jeroen Klompe) en melkveehouderijen (aangesloten bij Wij.land) wordt onderzocht wat de belangrijkste stappen zijn in de transitie naar regeneratieve landbouw en hoe deze raken aan het verdienmodel van de boer. Het uiteindelijke doel is een propositie ontwikkelen om een zo groot mogelijke groep agrarische klanten mee te ondersteunen in de transitie naar een toekomstbestendige en natuur inclusieve bedrijfsvoering. Eerste stappen in die richting worden gezet; op dit moment hanteert de bank voor duurzame boeren gunstigere kredietvoorwaarden.


[1] Hannah Ritchie, Pablo Rosado and Max Roser (2022) – “Environmental Impacts of Food Production”. Online gepubliceerd op OurWorldInData.org. Verkregen van: ‘https://ourworldindata.org/environmental-impacts-of-food’

[2] Verkregen van online blog: https://www.twynstragudde.nl/inzichten/waar-blijft-de-transitie-in-de-zorg

[3] A.J.T.M. Hospers-Brands, Sjef Staps, Peter Voshol. 2017. Trends in bodem- en gewaskwaliteit: Literatuurstudie. 2017-2018 LbP. Louis Bolk Instituut, Driebergen.

[4] Europese Commissie, 17 november 2021: Vragen en antwoorden over de bodemstrategie van de EU

[5] Drissen, E. & H. Vollebergh (2018), Monetaire milieuschade in Nederland. Een verkenning, Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving

[6] EU (2022), Green Deal: Pioneering proposals to restore Europe’s nature by 2050 and halve pesticide use by 2030

[7] P.J. van de Brink (2023), Een dikke onvoldoende voor waterkwaliteit. Wageningen University & Research

Bestel de essaybundel

Bestel